Architectuur in Congo

naargelang het tijdschrift Missiën van Scheut

Bachelorpaper aangeboden binnen de opleiding Bachelor of Arts in de Kunstwetenschappen (2015-2016). De lijst met afbeeldingen mist het eigenlijke beeldmateriaal, daar deze afbeeldingen wellicht auteursrechtelijk beschermd zijn.

Abstract

De Congregatie van het Onbevlekt Hart van Maria (Missionarissen van Scheut) onderhield missieposten in onder andere China, Congo en de Filipijnen. Via het missietijdschrift Missions de Scheut, en de Nederlandstalige tegenhanger Missiën van Scheut, dat maandelijks gepubliceerd werd tussen 1889 en 1962 probeerde de congregatie lezers warm te maken voor de missie-activiteiten. De bachelorpaper onderzocht aan de hand van het missietijdschrift de bouwactiviteiten van de Congregatie van Scheut in Congo-Vrijstaat en Belgisch Congo. Er zijn tot nu toe geen werken die hoofdzakelijk gewijd zijn aan missiearchitectuur in Congo, laat staan die van de Congregatie van Scheut. Voor het missietijdschrift is architectuur eveneens een bijzaak. De vraag werd gesteld hoe de missie-architectuur in beeld gebracht en besproken werd in het tijdschrift. Ook werd er gekeken of de architecturale tendensen vergelijkbaar waren met die in België, of dat er zich zoals in China ook eigen eclectische stijlen gingen vormen. Een korte geschiedenis van de missionering in Congo toegespitst op de bouwactiviteiten in de missies, inclusief de zogenaamde sportmissie, in het bijzonder de stadionbouw van Raphaël de la Kethulle met als hoogtepunt het Koning-Boudewijnstadion (tegenwoordig het Tata-Raphaël-stadion). De bespreking van het eigenlijke tijdschrift wordt gevolgd door een korte biografie van de meermaals vernoemde broeder-metselaar René Reygaerts. Dan worden bouwwerken die aan bod kwamen in het tijdschrift stilistisch en geschiedkundig besproken, met name in de bisdommen Boma, Inongo, Lisala, Luebo, Kabinda en het aartsbisdom Leopoldstad (Kinshasa). Bijzondere aandacht gaat uit naar een nooit voltooid project van kanunnik Lemaire uit ca. 1930 voor een nationale basiliek vergelijkbaar met de Belgische Basiliek van Koekelberg, met architecturale inspiratie vanuit de mediterrane en oriëntaalse architectuur. Dit project werd uitvoerig besproken en geillustreerd in een van de nummers van het missietijdschrift Missions de Scheut.

Inleiding

Qu’ai-je fait depuis le 24 novembre, date de notre arrivée ici?, schreef missionaris Cambier in 1889 naar zijn ouders. J’ai été bûcheron, charpentier, menuisier, maçon, forgeron, chasseur, terrassier, encadreur, etc.; mais missionnaire missionant: point. De missionarissen van Scheut in Congo waren manusjes-van-alles. Eén van hun voornaamste bezigheden was de kerkbouw, als bouwheer of zelfs als metser.

Er zijn tot nu geen werken die hoofdzakelijk gewijd zijn aan de architectuur van de Congregatie van Scheut in Congo. Het werk van Tata Raphaël werd kort besproken in een hoofdstuk van KADOC-studies 17. Aan Scheutist-architect Paul Dequeker is een recente publicatie van het KADOC - Documentatie- en Onderzoekscentrum voor Religie, Cultuur en Samenleving gewijd, en hij duikt ook op in recente publicaties. Hij is echter een Scheutist van een latere generatie, die buiten de omvang van deze paper valt.

Deze paper vertrekt vanuit Missions de Scheut, en de Nederlandstalige tegenhanger Missiën van Scheut, een missiepropagandatijdschrift dat onder verschillende namen maandelijks gepubliceerd werd van 1889 tot 1962. In de cruciale beginjaren gaat de aandacht echter veelal naar de missiën in China, die meer matuur waren dan die van Congo. Bovendien was architectuur slechts zelden het hoofdonderwerp van het tijdschrift, en het wordt bijgevolg, op een uitzondering na, slechts terloops specifiek vermeld. Bovenal blijft het tijdschrift missiepropaganda, met als voornaamste doel om gelovigen in België te vermaken en te inspireren en zo ofwel financiële steun ofwel missieroepingen te genereren. Het dient dus, zoals de meeste werken geschreven in functie van de missiën, kritisch bekeken te worden.

Scheut vroeger en nu 1862-1987 is een belangrijk boek over de werking van de Congregatie van Scheut, uitgegeven door Daniël Verhelst en Hyacint Daniëls bij de Universitaire Pers Leuven in 1991. Dit vormt tot op heden wellicht de meest omvangrijke monografie over de congregatie. Architectuur is eveneens echter slechts bijzaak in deze publicatie. Aanvullend wordt er nog gebruikt gemaakt van andere publicaties van en over de Congregatie van Scheut.

Als beeldmateriaal wordt er in de paper uit praktische overwegingen enkele keren gebruikt gemaakt van postkaarten, voor zover die overeen met het beeldmateriaal van Missions de Scheut. Ander beeldmateriaal komt rechtstreeks uit het tijdschrift.

Deze paper poogt een eerste beeld te geven van de Congolese Scheutistenarchitectuur zoals die getoond werd in het missiepropagandatijdschrift gedurende de publicatiejaren (1889 tot 1962). Hoe werd die architectuur in beeld gebracht en besproken? Welke architectuur werd gekozen? Kan er al iets gezegd worden over de getoonde kerken, op vlak van stijlanalyse en materiaalgebruik? Is er, zoals in China gebeurde, ook bijvoorbeeld een stilistische dialoog geweest met de inheemse architectuur?

De paper zal eerst kort de geschiedenis van de Scheutse Congomissie schetsen, toegespitst op bouwactiviteiten. Daarna wordt het eigenlijke missietijdschrift besproken. Vervolgens worden de getoonde en besproken architectuur uit het tijdschrift behandeld. Tot slot wordt een ambitieus en nooit voltooid project voor een nationale basiliek geduid.

1. Historische schets van de Congomissie

1.1 Congo voor Scheut

De eerste christelijke contacten met Congo begonnen niet met de ‘Scramble for Africa’. Reeds in 1483 arriveerden de Portugezen in het toenmalige koninkrijk Kongo (tegenwoordig het huidige Congo-Kinshasa en Angola), en bekeerden er onder andere de koning en zijn zoon tot het christendom. De hulp van Portuguezen leidde tot de gift van Angola als kolonie, die uiteindelijk het grootste deel van het toenmalige koninkrijk zou opslorpen toen het koninkrijk Kongo door burgeroorlog wegkwijnde. In het zuiden waren er de onafhankelijke Luba-Lunda staten, die na expansie in de achttiende eeuw ook begonnen weg te kwijnen.

De ontdekkingsreizen die Henry Morton Stanley (1841-1904) maakte rond de Congo-rivier tussen 1874 en 1877 trokken de aandacht van de Belgische koning Leopold II (1835-1909). Leopold stichtte in 1877 de Association internationale pour l’exploration et la civilisation de l’Afrique centrale, en Stanley begon in naam van die associatie contacten te leggen met de lokale heersers. Door middel van internationale verdragen eigende de associatie zich soevereiniteit over de gebieden toe, en met de Koloniale Conferentie van Berlijn West-Afrika werd in 1885 de Congo-Vrijstaat opgericht. Het regime zou later berucht worden door gruwelen en dwangarbeid.

Protestanten uit Engeland en Noord-Amerika waren al vanaf 1878 aanwezig in Congo. Franse missionarissen waren vanaf 1880 actief. Leopold II vond het echter nodig dat Belgen zijn vrijstaat zouden evangeliseren, daar Engeland en Frankrijk zijn politieke rivalen waren. Naast het religieuze aspect was het ‘civiliseren’ van de Congolees ook een belangrijk streefdoel. De signatuur van de missionering was in het begin van weinig belang, tot protestanten in de jaren 1890 een belangrijk deel gingen uitmaken van de campagne tegen de wreedheden die onder Leopold in de Kongo-Vrijstaat plaatsvonden.

1.2 De Congomissie van Scheut

De Congregatie van het Onbevlekt Hart van Maria werd in 1862 gesticht door Théophile Verbist (1823-1868), en was oorspronkelijk gevestigd in de Anderlechtse wijk Scheut. Bij oprichting focuste de congregatie zich uitsluitend op missionering in China. De koloniale politiek van koning Leopold II zou daar echter verandering in brengen.

Reeds vanaf het begin betrok Leopold II de congregatie van Scheut in zijn plannen voor de kolonie. In 1876 al contacteerde Leopold II een eerste maal Scheut. Pater Frans Vranckx (1830-1911), algemeen overste van Scheut, liet weten dat Scheut wel geïnteresseerd was om een missie op te starten in Congo, maar dat zij echter hun handen al vol hadden met China en Mongolië. Leopold II stichtte daarop te Leuven in 1857 een Afrikaans Seminarie, wat echter traag op gang kwam en weinig resultaat boekte. Na tussenkomst van Rome werd beslist dat de Congregatie van het Onbevlekt Hart van Maria dient in te staan voor de evangelisatie. Het Afrikaans Seminarie werd aan de congregatie overgedragen. Op 11 mei 1888 werd het apostolisch vicariaat van Belgisch Congo officieel opgericht.

De eerste Scheutisten vertrokken in augustus 1888, en namen de missie Notre-Dame de Bungana over van de Sociëteit van Missionarissen van Afrika (Witte Paters), welke de nieuwe naam Berghe-Sinte-Maria kreeg. In Makanza werd het volgende jaar de missie Nieuw-Antwerpen gesticht. De komende jaren werden nog de volgende missies gesticht in Kasai en Beneden-Kongo: Luluaburg (1891), Muanda (1891), Boma (1891), Merode-Salvator (Tshilundu, 1894), Hemptinne-Sint-Benedictus (Bunkonde, 1897), Kangu (1898) en Leopoldstad (1899).

Met financiële steun van Belgische katholieken werd er in Boma-Plateau een ijzeren kerk opgetrokken, die op 19 april 1891 ingewijd werd. Deze kerk werd geprefabriceerd in Aiseau. Naast de kerk werd een houten pastorij gebouwd. Na het overlijden van de eerste missionaris die zich er vestigde (F. Huberlant) werd Camille Van Ronslé (1862-1938) aangesteld als administrator van het vicariaat en religieuze overste. In 1896 werd hij benoemd tot apostolisch vicaris en het volgende jaar tot bisschop gewijd. In augustus kwam hij eindelijk aan in Boma, maar vond hij dat deze plek niet centraal genoeg gelegen is en verhuisde naar Berghe-Sinte-Maria. Ziekte dwong hem om zich uiteindelijk in Leopoldstad te vestigen, waar de missie Sint-Leopold gestart werd. Voor de bouw van een kerk voor zijn gemeenschap, bestaande uit tachtig christenen en honderdtachtig catechumenen, kwam in 1901 een boot met bouwmateriaal aan: ±3500 bakstenen, 850 bamboestokken en veel hout. Broeder Henri Geerts bouwde deze eerste kapel, die een halve eeuw gebruikt werd.

In het nabijgelegen Kinshasa werd een nieuw catechumenaat gesticht, Luik-Sinte-Anne. De staat keurde in 1908 een concessie goed, waarna er ook daar een kerk en andere noodzakelijke gebouwen opgetrokken werden.

Natalis De Cleene (1870-1942), latere opvolger van Van Ronslé, vertrok in 1899 vanuit Boma naar Kangu, dat 125 kilometer ten noorden van Boma ligt. Hij stichtte er de moedermissie van Mayombe, Moll-Sinte-Maria. De Cleene werd op 27 november 1924 benoemd tot hulpbisschop.

In 1919 werd het apostolische vicariaat in twee gedeeld: Nieuw-Antwerpen en Leopoldstad. In 1934 werd het Mayombe-district het apostolistisch vicariaat Boma.

August De Clercq (1870-1939), die in Scheut op 12 januari 1919 tot bisschop gewijd werd, zette zich als apostolisch vicaris van Opper-Kasai in voor de vorming van de Congolose geestelijkheid. Tien jaar later werd een grootseminarie gesticht te Kabwe. De Clercq volgde hierin de ontwikkelingen van de Aziatische missie, waar het nut van een inheemse clerus zich getoond had. Al in 1935 werd de kapel van het nieuwe seminariegebouw ingewijd, op het feest van Christus Koning naar dewelke ook het seminarie vernoemd zou worden.

De toenmalige rector van het huis van Scheut, Egidius De Boeck, werd benoemd als apostolisch vicaris van Nieuw-Antwerpen en werd tevens te Scheut tot bisschop gewijd.

De bevolking in Leopoldstad groeide ondertussen aanzienlijk, tegen 1934 heeft de stad al dertigduizend inwoners, een aantal dat acht jaar later al verdubbelde. Om aan de behoeftes van de groeiende bevolking te voldoen werd er een nieuwe parochie gesticht vanuit Sinte-Anne, waarvan de parochiekerk (Sint-Pieterskerk) op 24 december 1933 gewijd werd.

Te Leubo, in apostolisch vicariaat van Opper-Kasaï, arriveerden de eerste scheutisten in mei 1910. Het zou hun twaalfde missiepost in de Kasaï worden. Daar Amerikaanse Presbyterianen er al vijftien jaar een missie hadden, verhoogde de komst van Scheut de reeds bestaande spanning tussen protestanten, de handelsmaatschappijen en de staat. Een maand later, nog voor de grond officieel toegekend was, begonnen de scheutisten een gebied te ontbossen. In juni bouwden ze er een kerk en woonhuis.

Ondertussen protesteerden protestantse missies al jaren tegen de bevoorrechte rol van de katholieke missie. In 1946 werd er door de Belgische regering verklaard dat alle christelijke missies voortaan gelijk behandeld zouden worden. Dit was het begin van een langzame afbrokkeling van relaties tussen Kerk en Staat in Congo, wat uiteindelijk zou leiden tot kerkelijke steun voor Congolese onafhankelijkheid.

1.3 De sportmissie: Tata Raphaël’s kathedraal van de sport

Naast de louter educatieve en evangelische aspecten van de Congomissie was er ook een prominente sportmissie. Pater Scheutist Raphaël de la Kethulle (1890-1956) bekommerde zich om de sport in Congo en zette in functie daarvan vele sportcomplexen neer. Zijn eerste sportstadion, het ‘Stade de la Plaine Saint Pierre’, bouwde hij in 1931. In 1937 opende hij het grotere Stade Reine Astrid. Zelfs tijdens de Tweede Wereldoorlog zette hij zijn streven voort, en liet hij een sportpark aanleggen: het Parc des Sports Général Ermens. Het park, waar men zowel voetbal, basketbal en tennis kon spelen had een oppervlakte van plusminus dertig hectares. Het omvatte tevens een zwembad.

Het Koning-Boudewijnstadion, waar hij in 1947 aan begon, zou dit echter allemaal moeten overtreffen. Om enthousiasme aan te wakkeren overtuigde hij Kardinaal Van Roey en minister van Staat Frans Van Cauwelaert, die om andere redenen reeds in Congo waren, om de eerste steen te leggen in 1948. René Reygaerts (1881-1972) stond in voor de praktische kant van het project, alsook de jongere Gérard Stulens. Marcel Van Hentenryck was officieel de architect. Het stadion werd ten slotte met veel sier geopend op 1 juli 1952. Het eigenlijke stadion is van beton. Natuurstenen bogen markeren het lager gelegen portaal. Via zijdelingse trappen kunnen de terrassen met tribunes betreden worden. Het werd ontworpen om 75 duizend toeschouwers toe te laten, en negenduizend zitplaatsen op op de tribunes.

Pater De la Kethulle werd in 1954 ernstig ziek en keerde naar België terug. Hij overleed er op 25 juni 1956. Vanwege zijn grote populariteit bij de Congolese bevolking, die hem kende onder de koosnaam ‘Tata Raphaël’, werd zijn lichaam overgebracht naar Congo en op 28 juli 1956 in Leopolstad begraven. Men richtte voor hem een mausoleum op naast het Koning-Boudewijnstadion, met nagedachteniszuil. Het stadion kreeg snel een grote politieke betekenis. Er werden veel betogingen gehouden, en de zware rellen van 4 januari 1959 begonnen vanuit dit stadion. In 1966 doopte president Mobutu het Koning-Boudewijnstadion om tot het Stade Tata Raphaël, maar onder invloed van de zaïrisering wordt het uiteinderlijk hernoemd tot Stade du 20 mai. Ondertussen staat het weer bekend als het Stade Tata Raphaël.

2 Het tijdschrift

2.1 Algemene bespreking

Missions de Scheut en Missiën van Scheut zijn respectievelijk het Franstalige en het Nederlandstalige missiepropagandatijdschrift van de Congregatie van Scheut. Onder verschillende namen werd het maandelijks gepubliceerd van 1889 tot 1962. De paginanummering loopt door voor de gehele jaargang. Kortere jaargangen zijn soms ook samengebundeld. Op aanbeveling van J. Van Aertselaer werd het tijdgeschrift goedgekeurd door de Algemene Vergadering van Scheut in Ershisanhao. Alexandre Clerbaux werd aangeduid als redacteur van het Franse blad, Karel Van Sante als redacteur van het Vlaamse. Het had als doel de gelovigen en sympathisanten in België door middel van anekdotes te vermaken en te inspireren, dat laatste in de hoop financiële steun te verkrijgen of om mensen aan te zetten om bij hen in te treden. In 1907 verkrijgt Scheut een eigen drukkerij voor het tijdschrift.

Het tijdschrift bestond grotendeels uit berichtgeving over de missies in China, Congo en de Filippijnen, en anekdotisch-moraliserende vertellingen over het leven op de missieposten of de gebruiken van de lokale bevolking. Verder omvatte het tijdschrift overlijdensberichten alsook directe oproepen voor financiële steun of een missionarisroeping.

Architecten worden in het tijdschrift zelden getoond of vermeld. In 1935 wordt de frère architecte van Kabwe getoond, zoekend naar inspiratie uit Italië, maar hij wordt niet met naam geidentificeerd. Pas in 1947 worden twee broeders-architecten met naam genoemd, namelijk broeders Savelkoel en Van der Auwera die beiden in 1937 een kerk in hun missiepost gebouwd hebben. In 1955 worden drie Scheutisten vernoemd die zich specifiek bezig hielden met de opbouw van de eerste stenen kerken in Congo: pater Egied De Boeck, pater Antoon Foncé en broeder René Reygaerts. Die laatste wordt in één adem vernoemd met het Koning-Boudewijnstadium dat eerder behandeld werd.

2.2 Scheutist-bouwer René Reygaerts

Van de weinige broeders-architecten die vernoemd werden in het tijdschrift, is Reygaerts de enige die echt aandacht kreeg. In 1956 werd er een brief van broeder Cornelis van de Meerendonk aan Reygaerts gepubliceerd, ter gelegenheid van Reygaerts’ vierenzeventigste verjaardag. Inhoudelijk is het echter veelal anekdotisch, en werd er een vrij algemeen beeld geschetst van Reygaerts als vergrijsde missiebroeder.

René Reygaerts was een Vlaamse broeder van de Congregatie van Scheut die als metselaar Congo bezaaid had met kerken. Van de weinige vermeldde broeders-architecten is hij de enige die meermaals vermeld werd en zelfs een artikel aan zich gewijd kreeg.

Reygaerts groeide op de boerderij van zijn ouders op. Ze hadden zeven kinderen, en financieel hadden ze het niet breed. Reygaerts begon aanvankelijk als metsersgast bij zijn schoonbroer. Hij had naar eigen zeggen nooit de intentie om missionaris te worden. Zijn schoonbroer stuurde hem echter naar een vrouwenklooster om werkzaamheden te verrichten, alwaar hij in contact kwam met missieliteratuur die hem inspireerde. Na een bedevaart naar Halle verwees de dorpskapelaan hem verder naar Scheut. In het begin verrichte hij algemene arbeid, maar uiteindelijk werd hij aangesteld om metselwerk te verrichten, zoals het aanleggen van kasseiwegen.

In juni 1912 werd Reygaerts benoemd voor Congo. In Kangu in de Mayombe kon hij zich als metser volledig ontplooien, daar de verouderde infrastructuur dringend aan vernieuwing toe was. Naast het aanleggen van fundamenten moest hij ook zelf nieuwe plannen tekenen. De voorgevel van de kerk werd door hem herbouwd. Hij verving de kerktoren tevens door twee lange smalle torens, naar het voorbeeld van het missiecentrum in Scheut. Later verhuisde hij naar Kinshasa, waar hij meewerkte aan de slijkaarden fundamenten van de huidige kathedraal.

In 1915 werd hij aangesteld in Ibeke, in de buurt van het Leopold-II-meer. Hij bouwde er vooral nieuwe klaslokalen, Na nog enkele andere missies keerde hij in 1920 terug naar Kinshasa. Hij bouwde er het monumentale prokuratiegebouw. Na de Tweede Wereldoorlog keerde Reygaerts terug naar België.

Op 67-jarige leeftijd keerde hij in opdracht van pater Raphaël de la Kethulle terug naar Congo. Hij moest er samen met hem een groot stadion bouwen, het Koning-Boudewijnstadion, wat Reygaerts later als zijn levenswerk zou omschrijven. Op tachtigjarige leeftijd dwong de Congolese Onafhankelijkheid Reygaerts om Congo weer te verlaten. Hij stierf in 1972.

3. Scheutistenarchitectuur in Congo

De bouwwijze van residenties in Congo wordt geduid in 1929. Residenties werden erg hoog gebouwd, daar men graag de woonvertrekken van de paters hoger dan de gelijkvloers plaatste. De benedenverdieping werd als weinig gezond omschreven. Qua materiaalgebruik werd er doorgaans gebruikt gemaakt van baksteen. Regelmatig wordt er doorloops gesproken over de productie van die bakstenen. Het andere veelgebruikte materiaal is uiteraard hout, dat ter plaatse gekapt werd.

In 1930 beschreef Scheutist Van Servyt de gemiddelde kapel in Kasai als dertig meter lang en zeven meter breed, met plaats voor gemiddeld vierhonderd gelovigen en overkapt met een rieten tentdak. Kapellen van dit type werden snel gebouwd, volgens Van Servyt kan men op een maandag het bouwmateriaal uit de brousse verzamelen en op donderdag al een kapel met altaar en communiebank afgewerkt hebben.

Dit hoofdstuk werd onverdeeld volgens de bisdommen waarin de missieposten zich bevonden, volgens de kerkelijke opdeling van Congo in 1961.

3.1 Bisdom Boma

3.1.1 Boma

Bij het eerste gebundelde volume van Missions de Scheut in 1889 is een kaart van het toenmalige Congolese Vicariaat toegevoegd, met in de bovenhoek een tekening van een kerk in Boma (Afb. 1). Het betreft hier een gietijzeren kerk geprefabriceerd in Aiseau, die met financiële steun van Belgische katholieken in Boma-Plateau werd opgetrokken. De kerk werd op 19 april 1891 ingewijd.

De façade van de kleine gietijzeren kerk (Afb. 2) wordt voorafgegaan door een portaal dat sterk naar voor uitsteekt. Het portaal is een eenvoudig volume met zadeldak en spitsboogdeur, die vermoedelijk van hout is. Aan beide zijkanten heeft het portaal twee rechthoekige vensters. De achterliggende toren is iets smaller dan het portaal. De bouwlaag van de toren boven het portaal bevat een spitsboogvenster geflankeerd door imitatieve steunberen. Hierboven, voorbij het zadeldak van het schip, steekt een octagonale bouwlaag, met aan elke zijde een klein venster, getopt met lange spits. De toren wordt geflankeerd door twee ‘traveeën’ aan weerszijde, die uitlopen in het zadeldak. Ter hoogte van het portaal is er aan beide kanten een spitsboogvenster met traliewerk. Het schip bestond uit drie traveeën en een kleinere achterbouw met lessenaarsdak die mogelijk als apsis of sacristie dienst deed. Elke travee werd afgelijnd door verjongende steunberen, en had centraal twee spitsboogvensters met daarboven kleine rechthoekige ramen.

3.1.2 Vaku

In 1913 wordt een foto getoond van een houten kerk met strooien dak in opbouw (Afb. 3). Het betreft de kerk van Vaku. Het liturgisch oosten van de kerk is al gebouwd, en het loopt uit in een lager gebouw met afhellend dak. Dit is mogelijk een apsis of een sacristie. Het dak wordt bekroond met een eenvoudige dakruiter. Het volume van de rest van de kerk is al aangegeven door houten palen.

3.1.3 Kangu

In 1921 wordt een foto getoond van de kerk en de gelovigen in Kangu. Het gaat om een sobere stenen kerk (Afb. 4). De eerste bouwlaag van de façade wordt geritmeerd door pilasters. Tussen twee van zulke pilasters bevindt zich het portaal, waarboven in piramidale opstelling drie rondboogvensters zijn. Bovenop het dak bevindt zich een octagonale toren met lange spits. Aan de voorkant heeft deze toren een uurwerk, de andere zijden bevatten galmgaten. Van de rest van de kerk zijn slechts de steunberen te zien.

3.2 Vicariaat Inongo

3.2.1 Berghe-Ste-Marie

Een brief van Scheutist De Backer werd geillustreerd met een zicht op de missiepost van Berghe-Ste-Marie (Afb. 5). De enige architectuur zichtbaar op de prent is een hut met strooien dak waar de missiepater naast staat. Later in de bundel werd een heel ander zicht op de missiepost getoond, ditmaal met drie schuurvormige hutten (Afb. 6). De sterk verschillende landschappen doen echter vermoeden dat de prenten niet echt realistisch zijn.

Een jaargang later werd een prent getoond van de kerk van de missiepost (Afb. 7). Het eenvoudige houten gebouw bestaat uit een rechthoekig schip met een dubbele deur. Het rieten dak is veel breder en langer dan het schip en vormt zo een afdak langs het gehele gebouw, ondersteund door houten palen. Aan de façade hangen twee kleine belletjes. De nok van het dak aan de façade is getopt met een houten kruisbeeld.

3.2.2 Inongo

In 1917 werd er in Inongo een kerk gebouwd die 50 meter lang op 14 meter breed was. Na het voltooien vernielde een rukwind het merendeel van het kerkgebouw. De resterende fundamenten en delen van de muur werden gestut en overdekt met riet. In 1946 werd het vervangen door een nieuw kerkgebouw. In Inongo was tevens een kleinseminarie gevestigd, dat later verhuisd werd naar een andere missiepost.

Van het nieuwe kerkgebouw werd enkel een binnenzicht getoond (Afb. 8). Het gaat om een grote bakstenen zaalkerk, met monumentaal houten gebinte. De geritmeerde muren links en rechts bestaan steeds afwisselend uit een piramidaal ensemble van drie rondboogvensters, en een lege ruimte. Die lege ruimte is rechts gevuld met een zijportaal. Het koor vormt een coherent geheel in de art deco: een koorafsluiting met geometrische patronen en een monumentaal altaar met treden getopt door een kruisbeeld. Het geheel wordt aan de achterwand omkaderd door een grote rondboog, in dewelke een apsis werd uitgespaard.

3.3 Bisdom Lisala

3.3.1 Nieuw-Antwerpen (Makanza)

Een brief, die op 12 augustus 1909 gedateerd wordt, toont met trots een cliché van de nieuwe kerk van de missiepost Nieuw-Antwerpen. De eerste steen van de kerk van Nieuw-Antwerpen (tegenwoordig Makanza) werd gelegd op 30 april 1904, door Camille Van Ronslé. De kerk werd op 15 augustus 1905 gewijd door dezelfde vicaris. De pater schrijft dat het om het gebinte te construeren er meer dan 200 bomen gekapt moesten worden. Eveneens klaagt hij over het gebrek aan werkwilligheid bij de Congolezen, wat betekende dat de missionarissen eerst alles meermaals moeten voordoen. De kerk is een eenvoudige zaalkerk in sobere neoklassieke stijl (Afb. 9). Natuursteen zorgt in het gehele gebouw voor ritmering en omlijsting.

De façade wordt gedomineerd door de ingebouwde centrale toren, die onderaan begint met een rondboogportaal omlijst door een archivolt. De toren verslankt in overgang naar de volgende bouwlaag, een kubusvorm met in het midden een oculus. Boven het dak begint het niet-ingebouwde deel van de toren, die op elke zijde voorzien is van twee rondboogvormige galmgaten met hogerop een oculus aan de voorzijde en aan de zijkanten een bijkomend galmgat. De toren wordt getopt met een ingesnoerde naaldspits met aan elke zijde een dakkapel. Aan weerszijde van de toren loopt de rest van de façade mee met de twee dakvolumes. Het eerste deel is slechts een klein stuk teruggetrokken en wordt afgebakend door een verjongende steunbeer met pinakel. Tussen toren en steunbeer is er een rondboogvenster. Het tweede deel, dat het lagere dakvolume volgt, ligt meer naar achter en wordt eveneens afgebakend met een verjongende steunbeer met pinakel.

Het schip en apsis worden gevormd door de twee dakvolumes. Het eerste, hogere dak omvat de eerste vijf traveeën. Het lagere deel is breder en omvat de eerste vijf traveeën en drie tot vier extra traveeën. Deze laatste traveeën vormen het koor en apsis. Elke travee bestaat uit twee naast-elkaar-liggende rondboogvensters, omlijst met natuursteen, tussen verjongende steunberen. De vijfde travee omvat aan beide kanten een zijportaal in plaats van de rondboogvensters.

Verder vermeldt de brief dat men op dat moment bezig was een nieuw huis voor de zusters te bouwen, omdat de oude kazerne waarin ze toen leefden bouwvallig was.

3.3.2 Boyange

In 1924 wordt de façade getoond van een kerk te Boyange (Afb. 10), in het toenmalige vicariaat Nieuw-Antwerpen. Het onderschrift vermeldt dat ze in de missiepost geholpen worden door Augustijnen, dus het kan mogelijk zijn dat dit geen Scheutistenkerk is.

Het gaat om een stenen neoromaanse kerk. Centraal staat de toren, geflankeerd door verjongende steunberen, die ver boven het schip uitsteekt. Een trap loopt op tot het rondboogportaal. Een bouwlaag hoger, gescheiden door decoratieve muurnissen, bevindt zich een rond glasraam. Boven nog een rij grotere nissen bevinden zich twee galmgaten en een oculus of uurwerk binnen een rondboog. De toren heeft geen spits, maar de top is wel afgelijnd met balustrade. De toren is ingebouwd in het schip, dat slechts enkele meters breder is en eveneens afgelijnd wordt door verjongende steunberen. De zijbeuken steken verder achteruit, en hebben langs voren aan beide kanten twee rondboogvensters.

3.3.3 Umangi

De neoromaanse Sint-Pieterskerk te Umangi (Afb. 11) werd gebouwd door broeder René Reygaerts. De sobere façade volgt de vorm van het zadeldakmiddenschip en de zijbeuken. De middentravee en zijtraveeën worden afgelijnd door smalle pijlers met pinakel. Het rondboogportaal met houten timpaan bevindt zich onder drie rondboogvensters. Hierboven is er nog een oculus onder de letters S. PETRO (Sint-Pieter). Op de zijtraveeën staat nog ANNO MCMX (Anno 1910), wat mogelijk het stichtingsjaar van de parochie is aangezien de kerk toen nog niet gebouwd kan zijn. Het schip is zeven traveeën lang. De zijbeuken worden geritmeerd door eenvoudige steunberen en een groot rondboogvenster per travee. Elke travee van het middenschip heeft drie kleine rondboogvensters. Achteraan bevindt er zich nog een transept en een apsis.

Op dezelfde pagina wordt eveneens een residentie getoond in Umangi (Afb. 12), volgens de principes die eerder vernoemd werden. Enkele pagina’s verder wordt de jongensschool getoond (Afb. 13). De omschrijving spreekt van stevige bakstenen gebouwen die met tegels bedekt zijn. Het schoolgebouw heeft een veranda om de leerlingen fris te houden. Rechts zijn er de slaapvertrekken van het internaat.

3.3.4 Ebonda

De Sint-Jozefskerk te Ebonda werd omstreeks 1936 gebouwd door lekenbroeders van de Congregatie van Scheut. De zaalkerk in moderne neoromaanse stijl wordt voorafgegaan door een narthex rond het portaal, getopt met zadeldak, bestaande uit een open rondboog geflankeerd door twee smalle open rondbogen. De rest van de façade volgt het schip, en is slechts versierd met vijf smalle rondboogvensters in piramidale opstelling. Links van de façade bevindt er zich een toren, rechts een doopkapel. Tegenwoordig staat er een modern afdak voor de narthex.

De toren bestaat uit drie bouwlagen. De onderste bouwlaag heeft aan de hoeken verjongende steunberen, en aan de drie vrijstaande zijdes een rondboogvenster. De volgende bouwlaag heeft aan elke zijde een reliëf dat een kruis voorstelt. De bovenste bouwlaag is kleiner en getopt met lage spits. Het heeft aan elke zijde drie galmgaten in rondboogvorm.

Het schip eindigt achteraan met een transept. Zowel het schip als het transept lijken dezelfde ritmering te delen van twee rondboogvensters tussen steunberen, met aan de dakrand kleine rechthoekige venstertjes.

3.4 Bisdom Luebo

De bouw van deze neogotische zaalkerk te Luebo werd door de Scheutisten in juli 1910 begonnen, nog voor ze het terrein daadwerkelijk toegewezen kregen.

De façade (Afb. 15) bestaat voornamelijk uit een toren die tegen het schip is aangebouwd. Deze toren heeft drie bouwlagen. Verjongende steunberen onderstutten de toren tot halverwege de tweede bouwlaag. De onderste bouwlaag bevat tussen de twee steunberen een spitsboogportaal. De bouwlaag erboven heeft centraal een spitsboog die ofwel een venster ofwel een decoratief element bevat, het beeldmateriaal is niet duidelijk. Aan de twee andere zichtbare zijden (Afb. 16) bevindt er zich een spitsboogvenster. De bovenste bouwlaag omvat aan de voorzijde twee gekoppelde spitsbooggalmgaten onder een oculus. Aan de twee zijkanten bevinden zich twee spitsbooggalmgaten, het ene hoger dan het andere. De gevel die achter de toren ligt volgt het schip, en wordt afgelijnd door twee steunberen. Tussen steunbeer en toren bevindt er zich langs beide kanten een spitsboogvenster.

3.5 Aartsbisdom Luluaburg

3.5.1 Luluaburg

De Sint-Jozefskathedraal te Luluaburg werd in 1910 gebouwd en had plaats voor meer dan drieduizend gelovigen. Op het beeldmateriaal (Afb. 17) is de façade zichtbaar. Het middelste deel van de façade volgt het zadeldak van het schip. Het spitsboogportaal met enkele archivolten bevindt zich onder twee spitsboogvensters. Net onder de nok van het dak is er nog een klein oculus. Op de nok staat nog een kruis. Van de rest van het gebouw zijn enkel de verjongende steunberen zichtbaar.

Aan weerszijde staat er een identieke toren. Elke toren bestaat uit drie bouwlagen. De onderste bouwlaag heeft aan elke hoek steunberen, en heeft aan de voorzijde een klein spitsboogportaal. De tweede bouwlaag wordt gedomineerd door een breed spitsboogvenster aan de vrije kanten. De derde bouwlaag bevat aan de elke zijde twee spitsbooggalmgaten onder een oculus en is getopt met lange spits.

Het interieur (Afb. 18) werd in 1923 in het tijdschrift getoond. Het wekt de indruk dat er mogelijk zijbeuken waren. Elk travee van het middenschip biedt via een open spitsboog toegang tot de vermoedelijke zijbeuken. Het sobere apsis bevat een centraal rondboogvenster en twee flankerende spitsboogvensters.

3.5.2 Kabwe

De start van bouwactiviteit in de missiepost Kabwe wordt in een thema-artikel uit 1947 verhaald. Kabwe was een kleine schoolkapel-missie tot er in 1923 gedacht werd een klein-seminarie te stichten. In 1928 was de beslissing rond, en werd een oudere pater uitgestuurd om een geschikte locatie te zoeken. Ongeveer dertig arbeiders uit omringende dorpen kapten hout voor de bouw. Broeder Jan Damiaens kwam op 17 mei aan om de werken te leiden. In het midden van de aangeduide grond werd tijdelijk een ronde kapel-hut opgetrokken met beeld van de Heilige Theresia, patrones van het seminarie (Afb. 19). Een voorlopig seminarie werd vervolgens gebouwd met stampaarde en hout. De verdere bouwgeschiedenis werd echter weggelaten, daar men vond dat de bouwdetails de lezer maar weinig interesseren zouden.

In 1930 bestond het voorlopige kleinseminarie uit verschillende gebouwen. Er was een residentie voor de leerkrachten, bestaande uit zes kamers en een refter. De studenten hadden een eigen refter en ook eigen slaapvertrekken. Het Theresiakapelletje was ondertussen al in steen herbouwd. Twee bakstenen gebouwen, een filosofengebouw en een theologengebouw (Afb. 20), waren al bijna klaar.

Men vond het al snel nodig om ook een grootseminarie te stichten. In 1930 al arriveerden al de eerste seminaristen, die de voorlopige gebouwen van het klein-seminarie enige tijd deelden. In 1932 werden subsidies vanuit Rome ontvangen, en begon men aan de bouw van het grootseminarie op twee kilometer van het klein-seminarie. Einde 1933 is het eerste gebouw opgetrokken en verhuizen de seminaristen. Daarna worden een kapel (Afb. 21), een filosofengebouw (Afb. 22) en andere bijgebouwen gebouwd. Het seminarie is pas in 1942 volledig opgetrokken.

3.5.3 Hemptinne-Sint-Benedictus

In 1924 wordt er een foto getoond van de missiepost Hemptinne-Sint-Benedictus (Afb. 23). De architectuur wordt gedeeltelijk verborgen door bomen, wat interpretatie moeilijk maakt. Centraal is er een schijnbaar losstaande stenen neoromaanse kerktoren met platte spits. Deze is anders georiënteerd dan de vermoedelijke kerk ernaast. Deze kerk is een erg sobere grote zaalkerk in vreemde proporties. De hoeken lijken afgelijnd te zijn door verjongende steunberen, en die schijnen ook als pijlers terug te keren aan de zijkant. Achteraan steken nog enkele pinakeltjes boven het schip uit.

3.5.4 Tshikula

In 1947 werd er een binnenzicht getoond van een kerk in Tshikula (Afb. 24). Deze werd volgens de bijhorende tekst door broeder Van der Auwera in 1937 gebouwd. De foto toont het bakstenen koor, gevormd door sobere spitsbogen. De wand met het hoogaltaar wordt versierd door reliëfwerk. Het koor wordt afgesloten door een knielbank bestaande uit kegels en kruisvorming traliewerk.

3.6 Aartsbisdom Leopoldstad (Kinshasa)

3.6.1 Eerste kerk

In 1910 wordt een foto van de toenmalige kerk in Léopoldville getoond (Afb. 25). De foto is van een afstand genomen, en de kerk is gedeeltelijk verscholen achter een paar bomen. Het betreft een sobere zaalkerk met een kleine dakruiter. Het is echter niet duidelijk of deze verbonden is aan de missie van Scheut, daar er later ook niet meer over gesproken wordt.

3.6.2 Sint-Annakerk (Luik-Sinte-Anna)

In Kinshasa leidt het groeiende catechumenaat tot de beslissing om een nieuwe kerk te bouwen. De werken beginnen onder broeder Jozef Smeets. De eerste steen werd gelegd op 15 juni 1913. Daarna werd Smeets vervangen door broeder-metser René Reygaerts. De eerste mis werd op 16 oktober gevierd, hoewel de kerk nog niet helemaal voltooid was. Het missietijdschrift vermeldt van de bouw slechts dat de kerk gebouwd werd door zwarten onder leiding van een broeder-Scheutist. De kerk heeft enige tijd dienst gedaan als kathedraal. De toren werd omstreeks 1965 verhoogd.

De driebeukige bakstenen kruiskerk vertoont de typerende stilistische kenmerken van de Vlaamse neogotiek. Aan de façade (Afb. 26) zien we drie traveeën. De middelste travee bestaat uit de toren, waarachter zich het middenschip bevindt. Onderaan bevindt zich het voorgeplaatste portaal. De verdiepte houten deur eindigt in een spitsboog, en is omringd door een vijftal archivolten. Het portaal heeft een klein driehoekig dakje afgewerkt met natuurstenen omlijsting en bekroond met een natuurstenen kruis. De breedte van het portaal wordt door verjongende steunberen in de hoogte gevolgd, de versmalling telkens gemarkeerd door een natuurstenen kordon. Achter het kruis zijn zes nissen uitgespaard, waarboven een spitboog zich bevindt. Deze spitsboog omkadert een oculus en twee smalle spitsboogvensters, waardoor de resterende ruimte op een dik maaswerk lijkt. De volgende bouwlaag heeft aan elke zijde twee spitsboogvensters en een plat uitkragend zadeldak als spits. De torenspits werd bekroond met een eenvoudig kruis.

Het middentravee wordt geflankeerd door twee zijtraveeën waarachter de zijbeuken zich bevinden. Aanleunend tegen de toren bevindt er zich eerst nog een strook tot aan de nieuwe torenbouw, die afhelt en ondersteund wordt door gelijkaardige verjongende steunenberen. Daarnaast bevindt zich een lager afhellend stuk, dat aan de linkerkant eveneens ondersteund wordt door verjongende steunberen. Hiertussen bevinden zich twee spitsboogvensters.

Het zichtbare transept (Afb. 27) is vrij sober en de gevel van beide kanten bestaat uit een groot vlak dat uitloopt in een driehoek, links en rechts ondersteund door verjongende steunberen. Centraal bevindt er zich een grote spitsboog rond drie smalle spitsboogvensters, het middelste langer dan de andere twee. Er zijn acht traveeën tussen de façade en het transept. De laatste travee bevat minstens aan één kant een portaal gelijkend aan dat van de façade. De zijbeuk gaat slechts een travee verder na het transept, en stopt dan abrupt. Het koor kan daardoor opgeluisterd worden door lange spitsboogvensters. Een uitstekend apsis is niet zichtbaar, er lijkt een eenvoudige achtergevel te staan gelijkend aan die van het transept. Deze wordt gedomineerd door een groot spitsboogvenster, en geflankeerd door twee smalle spitsboogvensters die op hun beurt aan beide kanten omringd zijn door verjongende steunberen.

3.6.3 Sint-Pieterskerk (1933)

De Sint-Pieterskerk (Afb. 28), gebouwd door broeder Henri Beckers, is een parochiekerk in Kinshasa. De congregatie van Scheut koos deze locatie, die een heel eind van het stadscentrum lag, omdat het de snelle groei van de stad voorspelde. De eerste steen werd gelegd in 1932. Deze kerk werd op 24 december 1933 gewijd. De sobere bakstenen kerk is 78 meter lang, met een schip dat veertien meter breed is. De toren is 23 meter hoog.

Het schip wordt voorafgegaan door een toren die niet ingebouwd is, met twee steunberen aan elke hoek. Aan de vrijstaande voorkant zijn deze steunberen verjongend. Onderaan bevindt er zich een opvallend portaal. Het portaal bestaat uit een houten deur met platte ellipsboog, onder een monumentale mozaïek. De mozaïek is omringd met twee archivolten, maar onderaan is het volume schuin opengewerkt. Aan de linker- en rechterzijdes van de toren bevinden zich twee eenvoudige rondboogvensters. Boven het portaal bevindt er zich eveneens een eenvoudig rondboogvenster. Dit geldt ook voor de twee andere zijdes. De bouwlaag erboven, waar de steunberen ophouden, heeft aan elke zijde galmgaten in brede rondboogvorm. De toren is getopt met zadeldak. De gevel van de rest van het middenschip en de zijbeuk wordt slechts gekenmerkt door een eenvoudig rondboogportaal aan beide kanten.

De rest van de kerk blijft heel sober. Zowel het middenschip als de lagere zijbeuk hebben één of twee rondboogvensters per travee. Het achterste travee van de lagere zijbeuk is verhoogd en verbreed, en dient wellicht als een soort transept. Achter het schip bevindt er zich nog een hogere aanbouw met zadelbak. Het kan het koor zijn, waar een interieurfoto van beschikbaar is (Afb. 29) van voor 1935. Van die foto kan afgeleid worden dat de kerk binnenin eveneens heel sober is en bestaat uit onbepleisterde baksteen. Het lijkt volledig te bestaan uit ritmeringen door grote rondbogen. Het koor wordt gevormd door minstens vier van die rondbogen, en wordt afgelijnd door abstracte communiebanken. Deze aflijning is links doorbroken voor een ingebouwde bakstenen preekstoel. In het achterliggende apsis staat het vrijstaande altaar op vele treden. Achteraan het apsis zijn er drie kleinere rondbogen naast elkaar.

3.6.4 Sint-Theresiakerk

De Sint-Theresiaparochie werd in maart 1954 opgericht. In april 1955 had de bisschop een loods gekocht die opgebroken zou worden om als bouwmateriaal voor nieuwe kapellen te dienen. Met donaties konden ze de oorspronkelijk houten peilers vervangen door hogere palen in gewapend beton. Met overtollig bouwmateriaal werd het stuk loods uitgerokken (Afb. 30). De vloer van de kapel werd aangelegd met dertig ton tegels die wegens kleine productiefouten waren afgeschreven. De mooiste tegels werden voor het koor gebruikt. De kerk werd op 2 oktober 1955 gewijd.

3.6.5 Andere gebouwen

In april 1947 wordt in het maandblad de oprichting van een college voor Moderne Humaniora in Leopoldstad aangekondigd, het Sint-Jozefscollege. De aankondiging wordt vergezeld van een foto van het collegegebouw (Afb. 31). Het is echter niet aangegeven of de school nieuw gebouwd werd, of dat dit al een bestaand gebouw was (bijvoorbeeld het middelbare schoolgebouw). Een maand later wordt een foto getoond van de procuur te Kinshasa. Het gaat om een vrij modern gebouw met open arcades. Dit is wellicht hetzelfde gebouw als het procuratiegebouw dat door René Reygaerts werd gebouwd.

In de stad waren er nog kerken gewijd aan Franciscus van Sales, Leopoldus en Onze-Lieve-Vrouw van Kongo, getoond in 1950, maar het is erg waarschijnlijk dat deze door andere congregaties gebouwd worden.

3.7 Bisdom Kabinda

3.7.1 Kabinda

Het vicariaat Kabinda was in 1957 het laatste Congolese vicariaat zonder eigen kleinseminarie. Naast tekort aan geld en personeel was volgens het tijdschrift ook de overheid minder bereid om grondconcessies aan Scheut te geven. Nadat men in Kalenda toch een grondconsessie kreeg, kwam in mei 1957 een broeder-bouwer aan uit België.

3.7.2 Tshidimba

In 1947 wordt er een binnenzicht getoond van een kerk in Tshidimba. Deze werd volgens de bijhorende tekst door broeder Savelkoel in 1937 gebouwd. Het gaat om een bakstenen kerk in art-decostijl (Afb. 32). Het schip wordt geritmeerd door sobere strakke rondbogen die wellicht toegang geven tot zijbeuken. Het koor bestaat uit een groot apsis, gedomineerd door een groot hoogaltaar met gordijn erachter. Erboven bevindt zich een kruisbeeld omkaderd door andersgekleurde bakstenen.

3.7.3 Lusambo

De Sint-Antoniuskerk te Lusambo, voor het eerst getoond in 1920, werd in neoromaanse stijl gebouwd. De façade (Afb. 33) bestaat uit twee identieke grote torens, waartussen een smallere gevel zich bevindt. Het rondboogportaal is omringd door drie archivolten. De volgende bouwlaag bevat twee rondboogvensters, en erboven is nog een smaller rondboogvenster. Elke toren bestaat uit drie bouwlagen. De onderste bouwlaag heeft aan de twee zichtbare kanten twee gekoppelde rondboogvensters. De smalle tweede bouwlaag bestaat uit een rondboogarcade in reliëf. De derde bouwlaag heeft aan elke zijde twee rondboogvensters onder een oculus, en is getopt door een platte spits.

Vanbinnen (Afb. 34) wordt het middenschip geritmeerd door grote open rondbogen die rusten op brede peilers. Hierboven bevinden zich decoraties spitsboogsnissen en nog daarboven glasvensters. Het schip eindigt in een rond apsis. De rondbogen geven toegang tot de zijbeuken, die eveneens eigen rondboogvensters hebben.

3.7.4 Saint-Trudon

Deze missiepost wordt eenmaal getoond in 1924. Het betreft hier een foto van het dorpsplein (Afb. 35), omringd door eenvoudige ronde strooien hutten. Op de achtergrond is een kerk zichtbaar. Het gaat om een kerk met een centrale toren geflankeerd door de façade van de zijbeuken. Een oculus en rondboogportaal zijn zichtbaar. De bovenste bouwlaag van de toren lijkt achthoekig te zijn, en wordt getopt met middelhoge spits.

3.8 Slotbeschouwing

Stilistisch lijken de bouwwerken van de Congregatie van Scheut in Congo op hetgeen men in de vroege twintigste eeuw ook in Belgische dorpen bouwde: sobere versies van neostijlen en de art deco. De stijl werd pragmatisch aangepast aan het warmere Congolese klimaat. Zo is bijvoorbeeld het aantal vensters bij kerken duidelijk lager, en de aanwezige vensters zijn doorgaans vrij klein. Hierdoor kwam er minder licht en dus ook minder warmte binnen. Andere gebouwen zijn ingrijpender aangepast in hun typologie: ze werden hoger gebouwd, daar de benedenverdieping als weinig gezond beschouwd werd. Op de typologie na is er weinig gelijkenis tussen deze gebouwen.

Bij de kerken is de stijlevolutie het duidelijkst zichtbaar. Zo is er de Sint-Annakerk in Kinshasa en de Sint-Pieterskerk die in dezelfde stad twintig jaar later gebouwd werd. Hoewel de Sint-Annakerk al een noodzakelijk versoberde neogotische stijl aanhoudt, lijkt de verregaande versobering van de Sint-Pieterskerk een stilistische keuze. Het neoromaanse stijlidioom wordt uitgewerkt met sterke inspiratie vanuit de art deco.

‘Volwaardige’ gebouwen werden gebouwd met baksteen die ter plekke geproduceerd werd. Kerken waren mogelijk nog gedecoreerd met andere steensoorten. Bij kleine kapellen en voorlopige gebouwen is het bouwmateriaal uit praktische redenen echter merkbaar verschillend. Dit waren vaak hutten gemaakt met hout of stampaarde, en bedekt met rieten daken. De kerk van Boma werd geprefabriceerd in België, en werd gemaakt uit gietijzer.

De vroegste nummers werden geïllustreerd met schetsen. De betrouwbaarheid van die vroege schetsen is niet hoog want de landschappen schijnen imaginair te zijn. Een ander geval waarin de betrouwbaarheid in twijfel getrokken kan worden betreft de weinige keren wanneer er over specifieke hoeveelheden en tijdsduur gesproken wordt. Het tijdschrift heeft een propagandafunctie, en zulke cijfers dienen wellicht om het gebruik van donatiegeld te duiden.

3 “Koekelberg in Kinshasa”: een project voor een nationale basiliek

In het Juninummer van Missions de Scheut 1930 wordt er met veel enthousiasme verteld over de plannen voor een nieuwe kathedraal in Leopoldstad, opgesteld door Kanunnik Raymond Lemaire (1887-1954). Naast kathedraal zou het ook gaan dienen als parochiekerk van het stadskwartier Kalina. Het idee werd oorspronkelijk gelanceerd door paus Leo XIII, wanneer de toenmalige vrijstaat toegewijd werd aan Onze Lieve Vrouw van Congo. België vierde in 1930 zijn honderdste verjaardag, en hoopte met een monumentale basiliek in de kolonie aan prestige te winnen. Camille van Ronslé, apostolisch vicaris van Leopoldstad en Scheutist, was de grootste ijveraar voor het project. Lemaire stelde een maquette van zijn ontwerpen ten toon op de Koloniale Tentoonstelling van Antwerpen.

Zowel vormelijk als symbolisch doet het project denken aan de Basiliek van Koekelberg. Niet voor niets noemde eerste minister Henri Jaspar het kerkproject ‘Koekelberg in Kinshasa’. Missions de Scheut duidt het ook expliciet als la basilique nationale du Congo Belge. Het basismodel volgt qua getrapte opbouw het Koekelbergse voorbeeld, maar Lemaire liet zich tevens inspireren door mediterrane en oriëntaalse architectuur door te spelen met koepels en campanile. Zulke architectuur werd toepasselijk gevonden voor de tropen.

In Missions de Scheut wordt de geplande architectuur uitvoerig besproken. De gehele kerk zou bestaan uit zes vierkante traveeën van veertien meter per zijde, gerangschikt als kruis, en zeven half-traveeën, gescheiden door grote arcades. De half-travee achteraan zou als apsis gaan dienen, en twee anderen als grote zijkapellen gewijd aan het Heilig Sacrament en de Heilige Maagd. De resterende vier zijn de zijbeuken van het schip. Dat zou dan een lengte van tachtig meter op een minimale breedte van veertig meter opleveren. Er werd geschat dat er in de kathedraal makkelijk zesduizend gelovigen ter kerke zouden kunnen gaan.

De kerk zou gebouwd worden op een betegeld terras versierd met bloemperken, voorafgegaan door een trap even breed als de façade. In het verlengde van het transept bevinden er zich nog twee andere trappen. Zesentwintig pijlers dienen ter ondersteuning, van drie meter per zijde, waar twintig zich buiten bevinden en zes binnenin. De pijlers zijn verbonden met halfronde bogen van gelijke dikte, en vormen zo een groot ‘rooster’ om de koepels te ondersteunen. De pijlers monden uit in pinakels die hoger komen dan de basis van de koepel. De pijlers worden elk geaccentueerd door twee uitstekende pilasters. Onderaan bevinden zich galerijen. De buitenste pilasters zijn verbonden aan de wanden, terwijl ze binnenin deel uitmaken van een dubbele arcade steunend op vierkanten pijlers. Het onderste deel, op vijf meter hoog, is een tribune-galerij, die rond het gehele gebouw gaat en uitloopt in het jubee, een eretribune en een buitenbalkon. Onder de tribune bevinden zich op de begane grond zijkapellen, met altaren, biechtstoelen, kruiswegstaties of doopvonten.

Het plan voorziet acht portalen. Een dubbelvoudig portaal in elke beuk, en twee enkelvoudige portalen in het transept. De timpanen zouden in een later stadium met mozaïeken versierd kunnen worden. Twee altaren werden ingepland, een voor de kathedraal en een voor de parochie. Het pontificale altaar bevindt zich onder de centrale koepel, gekroond door een ciborium. Eromheen bevindt zich het hoogkoor, met bisschopszetel en stenen balustrade. Het artikel beschrijft dat men hier, zoals de grote Romeinse basilieken, de Mis zou opdragen gericht naar volk. Het parochiealtaar daarentegen bevindt zich achteraan het apsis, met zeven treden verhoogd. Deze achterste travee en de flankerende zijkapellen vormen de eigenlijke parochiekerk. Een eigen jubee met ingewerkte preekstoel, alsook zes zijaltaren, vervolledigen de parochiekerk.

Op vlak van bouwmaterialen was het de bedoeling om zoveel mogelijk gebruik te maken van materialen die in Congo zelf gevonden of gefabriceerd konden worden, namelijk baksteen en zandsteen. Het merendeel van de kathedraal zou in baksteen gebouwd worden, met slechts de funderingen en het lijstwerk in steen. De overkapping zou geheel uit gewapend beton gaan bestaan, bekleed met koper of beschilderde tegels naar gelang wat haalbaar was. Er werd geopteerd voor kloostergewelven, steunend op een raster van metselwerk, omdat die makkelijk kunnen uitgevoerd worden in beton en tevens goedkoper zijn dan ronde koepels. De koepels worden bekroond met vierkantige lantaarns, die zorgen voor luchtcirculatie. De zijbeuken en de apsis worden getopt met halfkoepels die aanleunen tegen de grote overwelvingen van het middenschip. De koepels van dat middenschip worden op hun beurt overtroffen door de hogere koepel van de kruising.

Naast de kerk bevindt zich een losstaand baptisterium, voor de doop van volwassenen. Qua proporties is het een gereduceerd travee, met een zijde van tien meter, en bekroond met een koepel zonder lantaarn. De tegenhanger van het baptisterium, aan de overzijde, is de eveneens losstaande klokkentoren. Bovenop de toren van vijftig meter hoog bevindt zich een spits die dertig meter hoog is. Zowel het baptisterium als de klokkentoren hebben aan elke hoek vier pilaren bekroond met pinakels, verbonden met muren en verstevigd met een pilaster, net zoals de kathedraal zelf. De onderste verdiepingen van de klokkentoren zijn verlicht door spleten. De bovenste verdieping, waar de klokken zich bevinden, heeft aan weerszijde een halfronde opening onder een uurwerk. De spits is op gelijkaardige manier opgebouwd, maar de pijlers worden niet door muren maar door open arcades verbonden. De spits loopt uit in een vierkanten koepel bekroond met een koperen bol.

De drie bouwwerken vormen een homogeen blok, met de hoge toren, waarin een denkbeeldige lijn vertrekt vanuit het lage baptisterium, via de kathedraal, naar de hoge klokkentoren. De bouwwerken zijn aan elkaar verbonden met een groot open portiek van halfronde bogen, op verschillende ritmes afgewisseld met pijlers die uitlopen in een pinakel. Het loopt door langs de façade, en doet dus dienst als narthex. Bovenaan bevindt er zich het eerdergenoemde balkon.

Decoratie werd in het plan tot een minimum beperkt, en de auteur benadrukt dat de voornaamste schoonheid van de kerk zich moet bevinden in l’harmonie des lignes et la justesse des proportions et surtout dans l’adaptation parfaite au programme et à l’ambiance. Er wordt wel gesproken van het werken met gekleurde materialen in het interieur, alsook de eerder vernoemde glasramen en mozaïeken in de timpanen. De auteur denkt bij de glasramen echter niet aan figuratieve voorstellingen, maar aan geometrische patronen zoals die van de moskee van Omar in Jeruzalem.

De architectuurstijl werd aan de Congolese setting aangepast door inspiratie te zoeken bij mediterrane en oriëntaalse architectuur, niet bij inheemse Afrikaanse architectuur. Waar de andere kerken die besproken werden sterk doen denken aan de gemiddelde Belgische dorpskerk, is er in dit geval evenmin een specifieke Congolees-koloniale architectuur.

Besluit

Vanaf het begin tot het einde van het missiemaandblad van de Congregatie van Scheut bleef architectuur bijzaak. Beeldmateriaal werd in de beginjaren spaarzaam gebruikt, en later diende het nog steeds voornamelijk ter illustratie zonder al te direct verband met de artikels. De betrouwbaarheid van vroege schetsen is niet hoog, daar de landschappen wellicht imaginair zijn. Als er dieper wordt ingegaan op de bouwpraktijk, dan betreft het grotendeels een paar scholen waarvoor men geld zocht. Uitleg over bouwpraktijk kan dan ook abrupt stoppen. In een enkel geval wordt zelfs expliciet uitgelegd dat bouwdetails lezers maar matig zouden interesseren.

Slechts na de Tweede Wereldoorlog begon men enkele broeders-architecten met naam te vermelden. Zelfs in die gevallen was de gegeven informatie miniem, met uitzondering van broeder René Reygaerts. Het tijdschrift geeft dus geen exhaustief beeld van de Congolese missiearchitectuur van Scheut, niet van de eigenlijke gebouwen noch van hun architecten. Wanneer in zeldzame gevallen over hoeveelheden en tijdsduur werd gesproken, blijft de vraag hoe betrouwbaar deze cijfers zijn. Het voornaamste doel van zulke cijfers is namelijk het gebruik van donatiegeld te verantwoorden.

Wat er in Congo door de Congregatie van Scheut gebouwd werd doet doorgaans denken aan de doorsnee Belgische dorpskerk of school, weliswaar onder andere door middel van de grootte en het aantal vensters aangepast aan het Congolese klimaat. Residenties zijn typologisch wel ingrijpender aangepast aan het klimaat. Kleine kapellen en voorlopige gebouwen werden doorgaans gebouwd in hout of met stampaarde, permanente gebouwen in baksteen die ter plekke geproduceerd werden. Stilistisch volgt de architectuur de gangbare religieuze stijlstromingen in België, namelijk de neostijlen en art deco. Er is dan ook geen sprake van veel gelijkenis tussen de bouwwerken buiten hun typologie.

In tegenstelling tot China blijkt er dus binnen de context van Scheutistenarchitectuur naast de neostijlen geen sprake te zijn van een ‘Vlaams-Congolese’ architectuurstijl. Dit had wellicht te maken met de manier waarop men de missie in Congo opvatte: niet alleen evangelisering maar vooral ook civilisering. De nooit-gebouwde nationale basiliek is in zekere zin ‘exotischer’, maar de inspiratie komt daar uit mediterrane en oriëntaalse architectuur, niet uit Afrikaanse architectuur. Die mediterrane inspiratie duikt weer op wanneer het tijdschrift bij een foto van een broeder-architect als onderschrift heeft dat hij inspiratie in Italië zoekt.

Verder onderzoek naar Congolese missiearchitectuur van de Congregatie van Scheut dient voornamelijk te vertrekken vanuit gericht archiefwerk. Het archief van Scheut, dat in het KADOC - Documentatie- en Onderzoekscentrum voor Religie, Cultuur en Samenleving te Leuven bewaard wordt, bevat een schat aan primaire bronnen die bij verder onderzoek van groot belang kunnen zijn. Een minder gekleurd, zakelijker archief voor deze periode in Congo is het Afrikaans Archief op het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Dit archief omvat zowel Congo-Vrijstaat als Belgisch Congo, en omvat meerdere archieffondsen. Daar de Congregatie van Scheut ongetwijfeld briefwisseling had met de koloniale administratie kan ook deze bron van belang zijn. Zulk diepgaand archiefwerk is noodzakelijk om te achterhalen wie de gebouwen gebouwd heeft, daar het tijdschrift en zelfs andere bronnen doorgaans nalaten dit mee te delen.

Plaatsbezoek aan de resterende gebouwen is ook een belangrijke stap in verder onderzoek. Foto’s van kerken en zeker van andere gebouwen zijn doorgaans beperkt tot een enkele foto van de façade. Interieurfoto’s zijn nog zeldzamer, en zijn in vele gevallen wellicht niet meer representatief voor de huidige situatie. De instabiele politieke situatie in Congo kan zulk veldwerk echter bemoeilijken.

Bibliografie

Missietijdschriften

Revue illustrée des missions en Chine et au Congo. Scheut : Congrégation du Coeur Immaculé de Marie, 1889-1907.

Missiën in China en Congo. Scheut : Kongregatie van het Onbevlekt Hart van Maria, 1889-1907.

Missions en Chine, au Congo et aux Philippines. Scheut : Congrégation du Coeur Immaculé de Marie, 1908-1913.

Missiën in China, Congo en Philippijnen. Scheut : Kongregatie van het Onbevlekt Hart van Maria, 1908-1913.

Missions de Scheut : Revue mensuelle de la Congrégation du Coeur Immaculé de Marie. Scheut : Missions de Scheut, 1913-1962.

Missiën van Scheut : maandschrift der Kongregatie van het Onbevlekt Hart van Maria. Scheut : Missiën van Scheut, 1913-1962.

Artikels in missietijdschriften

Beeuwsaert, Jules. “Lettre du R.P. Jules Beeuwsaert.” In Missions en Chine, au Congo et aux Philippines, 137-140. Scheut : Congrégation du Coeur Immaculé de Marie, 1910.

Van Servyt. “Comment on construit une chapelle au Kasai” In Missions de Scheut : Revue mensuelle de la Congrégation du Coeur Immaculé de Marie, 12-16. Scheut : Missions de Scheut, 1930.

“Le Petit Séminaire de Kabwé” In Missions de Scheut : Revue mensuelle de la Congrégation du Coeur Immaculé de Marie, 62-64. Scheut : Missions de Scheut, 1930.

“Le projet de Cathédrale pour la capitale du Congo” In Missions de Scheut : Revue mensuelle de la Congrégation du Coeur Immaculé de Marie, 121-130. Scheut : Missions de Scheut, 1930.

Poecks, Joris. “Het Sint-Jozefskollege te Leopoldstad” In Missions de Scheut : Revue mensuelle de la Congrégation du Coeur Immaculé de Marie, 75-76. Scheut : Missions de Scheut, 1947.

Kettel, Georges. “Gods werken te Kabwe” In Missions de Scheut : Revue mensuelle de la Congrégation du Coeur Immaculé de Marie, 142-151. Scheut : Missions de Scheut, 1947.

Scalais, Félix. “Het Godsdienstig leven te Leopoldstad” In Missions de Scheut : Revue mensuelle de la Congrégation du Coeur Immaculé de Marie, 157-161. Scheut : Missions de Scheut, 1950.

Van den Bosch. “Kerkenbouw te Leopoldstad” In Missions de Scheut : Revue mensuelle de la Congrégation du Coeur Immaculé de Marie, 41-43. Scheut : Missions de Scheut, 1956.

Van de Meerendonk. Cornelis. “Van broeder tot broeder” In Missions de Scheut : Revue mensuelle de la Congrégation du Coeur Immaculé de Marie, 44-45. Scheut : Missions de Scheut, 1956.

De Schaetzen, Adrien. “Inongo in het Goud 1907-1957” In Missions de Scheut : Revue mensuelle de la Congrégation du Coeur Immaculé de Marie, 46-50. Scheut : Missions de Scheut, 1958.

Werken

Arnoudt, Greet. Visie van de Missionarissen van Scheut in Kongo 1955-1962. Onuitg. lic. verh. KU Leuven, 1998.

Bontinck, François. Les Missionnaires de Scheut au Zaïre: 1888-1988. Limete : Epiphanie, 1988.

Brosens, Bregt. Scheut te Luebo: De ontwikkeling van een katholieke missiepost in Kasaï (Congo). Onuitg. lic. Verh. KU Leuven, 2010.

D’hoker, Mark, Roland Renson en Jan Tolleneer (red.). Voor lichaam en geest: Katholieken, lichamelijke opvoeding en sport in de 19de en 20ste eeuw. KADOC-studies 17. Leuven : Universitaire Pers Leuven, 1994.

Luo, Wei. Transmission and transformation of European church types in China: the churches of the Scheut Missions beyond the Great Wall. 1865-1955. Onuitg. doc. Verh. KU Leuven, 2013. 93.

Markowitz, Marvin. The Political Role of Christian Missions in the Belgian Congo 1908-1960. Hoover Institution Publication, 114. Stanford : Hoover Insititution Press, 1973.

Schrurs, Maurits. Geschiedenis van: de missie Lisala, Gwaka, Bosu-Manzi, Banga Mbola, Ndage, Lokalema, Yakamba. S.l. : s.n., s.d.

Tanghe, Omer. Zending volbracht: Missionarissen uit ons volk. Scheut : Missiecentrum, 1966.

Verhelst, Daniël en Hyacint Daniëls. Scheut vroeger en nu 1862-1987: Geschiedenis van de Congregatie van het Onbevlekt Hart van Maria C.I.C.M. Ancorae Steunpunten voor studie en onderwijs 10. Leuven: Universitaire Pers Leuven, 1991.

Viaene, Vincent, David Van Reybrouck en Bambi Ceuppens (red.). Congo in België: Koloniale cultuur in de metropool. Leuven : Universitaire Pers Leuven, 2009.

Websites

Encyclopaedia Britannica: Britannica Academic. (2016): z.p., laatste toegang 10 mei 2016, http://academic.eb.com.kuleuven.ezproxy.kuleuven.be/

Wikinshasa: Atlas de l’architecture et du paysage urbains. (2010): z.p., laatste toegang 25 mei 2016, http://www.wikinshasa.org/

Eindnoten

  1. Revue illustrée des missions en Chine et au Congo, 1. (Scheut : Congrégation du Coeur Immaculé de Marie, 1889), 92.
  2. Mark D’hoker, Roland Renson en Jan Tolleneer (red.), Voor lichaam en geest: Katholieken, lichamelijke opvoeding en sport in de 19de en 20ste eeuw, KADOC-studies 17. (Leuven : Universitaire Pers Leuven, 1994), 204-211.
  3. Zie bijvoorbeeld: Bernard Henry, Op trot voor God: Twintig Vlaamse missionarissen (m / v). (Leuven : Davidsfonds 2004).
  4. Een uitzondering is het hoofdstuk “Koekelberg in Kinshasa”.
  5. Dit boek verscheen ook in het Frans als Scheut hier et aujourd'hui 1862-1987 (1993) en in het Engels als C.I.C.M. Missionaries past and present 1862-1987 (1995). Bij de Engelse versie vervangt Nestor Pycke Hyacint Daniëls als uitgever op de titelpagina.
  6. Zie bijlage 3.
  7. Wei Luo, Transmission and transformation of European church types in China: the churches of the Scheut Missions beyond the Great Wall. 1865-1955, onuitg. doc. Verh. KU Leuven, 2013, 93.
  8. “Kongo”, in Encyclopaedia Britannica: Britannica Academic. (2016): z.p., laatste toegang 10 mei 2016, http://academic.eb.com.kuleuven.ezproxy.kuleuven.be/EBchecked/topic/321743/Kongo
  9. “Luba-Lunda states”, in Encyclopaedia Britannica: Britannica Academic. (2016): z.p., laatste toegang 10 mei 2016, http://academic.eb.com.kuleuven.ezproxy.kuleuven.be/EBchecked/topic/321743/Kongo
  10. “Congo Free State”, in Encyclopaedia Britannica: Britannica Academic. (2016): z.p., laatste toegang 10 mei 2016, http://academic.eb.com.kuleuven.ezproxy.kuleuven.be/EBchecked/topic/321743/Kongo
  11. Daniël Verhelst en Hyacint Daniëls, Scheut vroeger en nu 1862-1987: Geschiedenis van de Congregatie van het Onbevlekt Hart van Maria C.I.C.M., Ancorae Steunpunten voor studie en onderwijs 10. (Leuven: Universitaire Pers Leuven, 1991), 119.
  12. Marvin Markowitz, The Political Role of Christian Missions in the Belgian Congo 1908-1960, Hoover Institution Publication, 114. (Stanford : Hoover Insititution Press, 1973), 1-10.
  13. Greet Arnoudt, Visie van de Missionarissen van Scheut in Kongo 1955-1962, onuitg. lic. verh. KU Leuven, 1998, 56.
  14. Verhelst en Daniëls, Scheut vroeger en nu, 120-122.
  15. Verhelst en Daniëls, Scheut vroeger en nu, 122-126.
  16. Verhelst en Daniëls, Scheut vroeger en nu, 126-127.
  17. Verhelst en Daniëls, Scheut vroeger en nu, 132.
  18. Verhelst en Daniëls, Scheut vroeger en nu, 132-134.
  19. Verhelst en Daniëls, Scheut vroeger en nu, 134.
  20. Verhelst en Daniëls, Scheut vroeger en nu, 136.
  21. Verhelst en Daniëls, Scheut vroeger en nu, 153.
  22. Verhelst en Daniëls, Scheut vroeger en nu, 196-197.
  23. Verhelst en Daniëls, Scheut vroeger en nu, 202-204.
  24. Arnoudt, Visie van de Missionarissen van Scheut in Kongo, 57.
  25. Verhelst en Daniëls, Scheut vroeger en nu, 202-204.
  26. Verhelst en Daniëls, Scheut vroeger en nu, 206.
  27. Verhelst en Daniëls, Scheut vroeger en nu, 216.
  28. Bregt Brosens, Scheut te Luebo: De ontwikkeling van een katholieke missiepost in Kasaï (Congo), onuitg. lic. Verh. KU Leuven, 2010, 11-13.
  29. Brosens, Scheut te Luebo, 19.
  30. Arnoudt, Visie van de Missionarissen van Scheut in Kongo, 60-62.
  31. D’hoker, Renson en Tolleneer (red.), Voor lichaam en geest, 204-206.
  32. Marc Gemoets, “Stade Tata Raphaël” Wikinshasa: Atlas de l’architecture et du paysage urbains. (2010): z.p., laatste toegang 25 mei 2016, http://www.wikinshasa.org/index.php/Stade_Tata_Rapha%C3%ABl
  33. D’hoker, Renson en Tolleneer (red.), Voor lichaam en geest, 206.
  34. Gemoets, “Stade Tata Raphaël”, z.p.
  35. D’hoker, Renson en Tolleneer (red.), Voor lichaam en geest, 207.
  36. D’hoker, Renson en Tolleneer (red.), Voor lichaam en geest, 212.
  37. Gemoets, “Stade Tata Raphaël”, z.p.
  38. D’hoker, Renson en Tolleneer (red.), Voor lichaam en geest, 212.
  39. Gemoets, “Stade Tata Raphaël”, z.p.
  40. Verhelst en Daniëls, Scheut vroeger en nu, 89.
  41. Missions de Scheut : Revue mensuelle de la Congrégation du Coeur Immaculé de Marie, 43. (Scheut : Missions de Scheut, 1935), 86.
  42. Missions de Scheut : Revue mensuelle de la Congrégation du Coeur Immaculé de Marie. (Scheut : Missions de Scheut, 1947), 95.
  43. Missions de Scheut : Revue mensuelle de la Congrégation du Coeur Immaculé de Marie. (Scheut : Missions de Scheut, 1955), 238.
  44. Missions de Scheut : Revue mensuelle de la Congrégation du Coeur Immaculé de Marie. (Scheut : Missions de Scheut, 1956), 44.
  45. D’hoker, Renson en Tolleneer (red.), Voor lichaam en geest, 206.
  46. Omer Tanghe, Zending volbracht: Missionarissen uit ons volk. (Scheut : Missiecentrum, 1966), 15-17.
  47. Tanghe, Zending volbracht, 17.
  48. Tanghe, Zending volbracht, 19.
  49. Missions de Scheut : Revue mensuelle de la Congrégation du Coeur Immaculé de Marie, 37. (Scheut : Missions de Scheut, 1929), 65.
  50. Onder andere Missions de Scheut : Revue mensuelle de la Congrégation du Coeur Immaculé de Marie. (Scheut : Missions de Scheut, 1956), 44.
  51. Missions de Scheut : Revue mensuelle de la Congrégation du Coeur Immaculé de Marie, 38. (Scheut : Missions de Scheut, 1930), 12.
  52. Zie bijlage 1.
  53. Revue illustrée des missions en Chine et au Congo, 1. (Scheut : Congrégation du Coeur Immaculé de Marie, 1889).
  54. Verhelst en Daniëls, Scheut vroeger en nu, 132.
  55. Missions en Chine, au Congo et aux Philippines. (Scheut : Congrégation du Coeur Immaculé de Marie, 1913), 184.
  56. Missions de Scheut : Revue mensuelle de la Congrégation du Coeur Immaculé de Marie, 29. (Scheut : Missions de Scheut, 1921), 65.
  57. Revue illustrée des missions en Chine et au Congo, 1. (Scheut : Congrégation du Coeur Immaculé de Marie, 1889), 303.
  58. Revue illustrée des missions en Chine et au Congo, 1. (Scheut : Congrégation du Coeur Immaculé de Marie, 1889), 333.
  59. Missions de Scheut : Revue mensuelle de la Congrégation du Coeur Immaculé de Marie. (Scheut : Missions de Scheut, 1958), 48.
  60. Missions en Chine, au Congo et aux Philippines. (Scheut : Congrégation du Coeur Immaculé de Marie, 1910), 137.
  61. François Bontinck, Les Missionnaires de Scheut au Zaïre: 1888-1988. (Limete : Epiphanie, 1988), z.p.
  62. Missions en Chine, au Congo et aux Philippines. (Scheut : Congrégation du Coeur Immaculé de Marie, 1910), 137.
  63. Missions en Chine, au Congo et aux Philippines. (Scheut : Congrégation du Coeur Immaculé de Marie, 1910), 137.
  64. Missions de Scheut : Revue mensuelle de la Congrégation du Coeur Immaculé de Marie, 32. (Scheut : Missions de Scheut, 1924), 84.
  65. Maurits Schrurs, Geschiedenis van: de missie Lisala, Gwaka, Bosu-Manzi, Banga Mbola, Ndage, Lokalema, Yakamba. (S.l. : s.n., s.d.), 8-9.
  66. René Reygaerts werd pas in 1912 aangeduid voor Congo.
  67. Missions de Scheut : Revue mensuelle de la Congrégation du Coeur Immaculé de Marie, 37. (Scheut : Missions de Scheut, 1929), 65-67.
  68. Missions de Scheut : Revue mensuelle de la Congrégation du Coeur Immaculé de Marie, 44-45. (Scheut : Missions de Scheut, 1936-1937), 271-335.
  69. Brosens, Scheut te Luebo, 19.
  70. Missions de Scheut : Revue mensuelle de la Congrégation du Coeur Immaculé de Marie, 33. (Scheut : Missions de Scheut, 1925), 261.
  71. Missions de Scheut : Revue mensuelle de la Congrégation du Coeur Immaculé de Marie, 31. (Scheut : Missions de Scheut, 1923), 128.
  72. Missions de Scheut : Revue mensuelle de la Congrégation du Coeur Immaculé de Marie. (Scheut : Missions de Scheut, 1947), 142-151.
  73. Missions de Scheut : Revue mensuelle de la Congrégation du Coeur Immaculé de Marie, 38. (Scheut : Missions de Scheut, 1930), 62-64.
  74. Missions de Scheut : Revue mensuelle de la Congrégation du Coeur Immaculé de Marie. (Scheut : Missions de Scheut, 1947), 142-151.
  75. Missions de Scheut : Revue mensuelle de la Congrégation du Coeur Immaculé de Marie, 32. (Scheut : Missions de Scheut, 1924), 185.
  76. Missions de Scheut : Revue mensuelle de la Congrégation du Coeur Immaculé de Marie. (Scheut : Missions de Scheut, 1947), 95.
  77. Verhelst en Daniëls, Scheut vroeger en nu, 211.
  78. Missions de Scheut : Revue mensuelle de la Congrégation du Coeur Immaculé de Marie, 32. (Scheut : Missions de Scheut, 1924), 84.
  79. Bontinck, Les Missionnaires de Scheut au Zaïre, z.p.
  80. Marc Gemoets en Bernard Toulier, “Eglise Saint-Pierre” Wikinshasa: Atlas de l’architecture et du paysage urbains. (2009): z.p., laatste toegang 25 mei 2016, http://www.wikinshasa.org/index.php/Eglise_Saint-Pierre
  81. Verhelst en Daniëls, Scheut vroeger en nu, 216.
  82. Gemoets en Toulier, “Eglise Saint-Pierre”, z.p.
  83. Missions de Scheut : Revue mensuelle de la Congrégation du Coeur Immaculé de Marie. (Scheut : Missions de Scheut, 1959), 41-43.
  84. Missions de Scheut : Revue mensuelle de la Congrégation du Coeur Immaculé de Marie. (Scheut : Missions de Scheut, 1947), 74-75.
  85. Missions de Scheut : Revue mensuelle de la Congrégation du Coeur Immaculé de Marie. (Scheut : Missions de Scheut, 1957), 296.
  86. Missions de Scheut : Revue mensuelle de la Congrégation du Coeur Immaculé de Marie. (Scheut : Missions de Scheut, 1947), 95.
  87. Missions de Scheut : Revue mensuelle de la Congrégation du Coeur Immaculé de Marie, 28. (Scheut : Missions de Scheut, 1920), 61.
  88. Missions de Scheut : Revue mensuelle de la Congrégation du Coeur Immaculé de Marie, 32. (Scheut : Missions de Scheut, 1924), 213.
  89. Missions de Scheut : Revue mensuelle de la Congrégation du Coeur Immaculé de Marie, 38. (Scheut : Missions de Scheut, 1930), 121 e.v.
  90. Missions de Scheut, 38, 125.
  91. Vincent Viaene, David Van Reybrouck en Bambi Ceuppens (red.), Congo in België: Koloniale cultuur in de metropool. (Leuven : Universitaire Pers Leuven, 2009), 158-160.
  92. Viaene, Van Reybrouck en Ceuppens (red.), Congo in België, 158-159.
  93. Missions de Scheut, 38, 123.
  94. Viaene, Van Reybrouck en Ceuppens (red.), Congo in België, 158-159.
  95. Missions de Scheut, 38, 125.
  96. Missions de Scheut, 38, 125-127.
  97. Missions de Scheut, 38, 127.
  98. Missions de Scheut, 38, 127-128.
  99. Missions de Scheut, 38, 129.
  100. Missions de Scheut, 38, 129-130.
  101. Missions de Scheut, 38, 130.